Sic Trancit Gloria Mundi


Door Cilly Jansen, 1990


De gedachte bij de ontwikkeling van het project was, niet zoals bij gangbare opdrachtenprocedures, kunstenaars zelf plaats en omstandigheden voor hun ontwerp te laten bepalen.

Bij Johan Wagenaar groeide deze gedachte tot een zekere abstractie uit en is in die zin door hem gestalte gegeven. Hij maakte het imaginaire op zichzelf tot thema; een thema dat hem sterk fascineert en waaraan hij bij uitstek vorm kon geven in zijn ontwerp voor Utrecht. De door hem gekozen locatie, de ruïne van het indertijd afgebrande gebouw van Kunst en Wetenschappen aan de Mariaplaats, was hierbij essentieel. En niet het gebouw op zich, maar juist het feit dat de verwoestende ramp hem de gewenste ruimte bood. Als gevolg van omstandigheden behoort de locatie inmiddels ook tot het verleden: het gebouw is alweer  gerestaureerd. Zijn ‘beeld’ is per definitie imaginair geworden, verbannen naar het voorstellingvermogen, omdat de plaats van zijn project domweg niet meer zichtbaar aanwezig is. In gedachten is het project ter plekke uitgevoerd, verdwenen, en behoort het nu tot de geschiedenis. Niemand heeft het beeld gezien, het zal ook nooit gezien kunnen  worden, doch een moment lijkt het er te zijn geweest.

In Utrecht maakte Wagenaar gebruik van de situatie die hij aan de Mariaplaats aantrof: niet alleen een moment tussen bestaande ruïne en gerestaureerd gebouw, maar ook een  eeuwenoude geschiedenis werd ontwapenend blootgelegd. De ruïne van het tweehonderd jaar oude gebouw van Kunst en Wetenschappen, in gebruik bij het Utrechts Conservatorium, had de plaats ingenomen van de Mariakerk die er maar liefst acht eeuwen heeft gestaan.

Door de brand werden onder de concertzaal de fundamenten van het koor van de voormalige Mariakerk in beeld gebracht. Er ontstond een ruimte die vele lagen van voorbije tijden zichtbaar maakte. 

De geschiedenis was er levend en ervaarbaar, zonder tastbaar te zijn. Het ontwerp van Wagenaar is een analogie: hij liet het koor in de verbeelding onder water lopen, zodat het spiegelbeeld van de reële ruïne de ongenaakbaarheid van de toch altijd aanwezige geschiedenis doet ervaren. Maar de beweging van de goudkarpers die de historische spiegeling gestaag en eeuwig doorkruisen houdt de geschiedenis levend. En het menselijke geluid van voetstappen en verkeer verbindt de toeschouwer met het heden.

In moderne steden, zo ook in Utrecht, ervaart Johan Wagenaar de ruimte voor onbepaaldheden als gering. In het verleden heeft hij zich vaak van het ingevulde karakter van moderne steden willen terugtrekken en koos hij voor meer op zichzelf staande locaties voor zijn beelden. Hedendaagse steden ontberen transparantie, ruimte voor menselijke toevoegingen en daaraan gekoppelde verwachtingen, zo meent hij.

In zijn ontwerp voor Utrecht stelde Wagenaar het creëren van een organische overgang tussen architectuur, kunst en het menselijk leven dat zich afspeelt in de stad centraal,  waardoor hij op een andersoortige locatie was aangewezen dan waar hij zich tot dan toe op richtte. En locatie, waarbij enerzijds het historische aspect van de stad tot zijn recht zou komen en anderzijds zijn ontwerp als een intermediair zou kunnen functioneren om een opening naar een meer betrokken visie in de toekomst te bieden.

Een beeld als overbrugging tussen verleden en toekomst; het heden bestaat slechts in het imaginaire.


Het werd ontworpen door Johan Wagenaar in het kader van het project Onvoltooid Tegenwoordige Tijd, een experiment op initiatief van de Adviescommissie voor Beeldende Kunsten Utrecht. De resultaten hiervan zijn gepubliceerd in het boek O.T.T. en waren in 1990 te zien in het Centraal Museum Utrecht. Sic Trancit Gloria Mundi maakt vanaf februari 1993 deel uit van het Utrechts Conservatorium.

©Johan Wagenaar